Begrijpend lezen
Filters

Groep

Vak

Type

Het kind kan de oorspronkelijke prijs berekenen met de korting en de nieuwe prijs.
Bijvoorbeeld: Het treinkaartje kost met korting €30,-. De korting was 50%. Hoe duur was het treinkaartje eerst?
Meervouden: verdubbeling van medeklinker
Het kind kan de kortingspercentages berekenen met de oude en nieuwe prijzen.
Bijvoorbeeld: De oude prijs van de jas was € 150,-. De nieuwe prijs is € 105,-. Hoeveel procent korting geeft de winkel?
Meervouden: plak er -en achter, het woord verandert niet
Het kind kan met percentages rekenen door getallen te vermenigvuldigen met breuken.
Bijvoorbeeld: 25% van 60 is gelijk aan 0,25 x 60. 40% van 60 is gelijk aan 2/5 x 60.
Woorden met x, y, q
Het kind kan met eenvoudige getallen de 1%-regel toepassen en uitleggen.
Bijvoorbeeld: 3% van €120,-. Eerst doe ik €120 : 100 = € 1,20 en dan €1,20 x 3 = €3,60.
Breuk groter dan 1 aftrekken van een heel getal (middenbouw)
Het kind kan kritisch denken en redeneren over berekeningen met eenvoudige
Bijvoorbeeld: Van de kinderen in de klas heeft 40% een kat, 30% een hond en 20% een konijn. De rest heeft geen huisdier. Waarom weet je nu niet hoeveel kinderen geen huisdier hebben?).
Ongelijknamige breuken kleiner dan 1 bij elkaar optellen (gemiddeld niveau)